dinsdag 1 juni 2010

"En hier...

.... aan de randen maak ik boomtoppen. Dan lijkt het net of ik op mijn rug lig aan de rand van een bos. Door de bladeren in de hoek zie ik de zon schijnen. Het lijkt meer op stukjes licht die er tussen door vallen. Kan dat? Stukjes licht? Kunnen stukjes licht vallen? Ik wou dat ik het net zo fijn kon maken als stof dat dwarrelt. Soms als ik alleen ben in huis, en een straal van de zon komt langs het gordijn naar binnen, dan zie ik duizenden stukjes stof dwarrelen. Als ik me heel goed concentreer zie ik ze allemaal los van elkaar. Zo zou ik stukjes licht in een boomkroon willen maken. En de lucht daarachter is zo verschrikkelijk blauw, het lijkt wel de zee. Meeuwen!  Er moeten meeuwen bij! Drie! En hier vliegen ganzen, in een mooie grote V. Ze gaan naar het Noorden, daar komen ze vandaan. Ze komen hiernaartoe als het winter is, omdat het in het Noorden dan nog kouder is. In de zomer vinden ze het hier veel te warm...Wist je dat ganzen altijd heel goed opletten? Als ze allemaal in een weiland zitten, dan is er altijd eentje die de wacht houdt. Dat doen ze dan om de beurt, net als het vooraan vliegen naar het Noorden... En in die hoek vliegt een luchtballon, maar je ziet vooral de mand natuurlijk. En maar een klein stukje van de ballon. Een rode. En de armen van de mensen die er in zitten, want ze zwaaien naar ons. Aan de andere kant laat ik de klimop via de regenpijp een boom in groeien. Een appelboom. Of kersen. Doe maar kersen, dat is nog meer rood... ".

De zoemer gaat. Eerst denkt ze dat het haar wekker is, en ze drukt op het knopje. Maar de zoemer gaat weer en nu wordt ze pas echt wakker. Het is de bel. Ze stapt in haar sloffen, slaat een ochtendjas om en loopt naar de gang. Daar hangt een telefoon met een klein beeldschermpje. De korrelige zwart-wit beelden laten twee meneren zien die wachten tot ze iets zegt. Ze neemt de hoorn van de haak en zegt; "Ja? Wie is daar?". "Mevrouw Vrijmoet? Wij zijn van de woninginspectie, wij willen graag even met u praten! Mogen wij naar boven komen?". Saskia denkt: "Liever niet..." maar zegt "Eh, ok..." en drukt op de knop om de benedendeur open te maken. Ze vloekt binnensmonds. Het is haar vrije dag, ze had kunnen uitslapen. Saskia woont op de vijfentwintigste verdieping en de twee meneren moeten wachten op de lift, naar boven, en daarna nog een hele lange galerij doorlopen om bij haar voordeur te komen, dus ze heeft genoeg tijd om zich snel aan te kleden. Ze staat voor het raam van haar slaapkamer en trekt de rits van haar spijkerbroek dicht. Het is erg grauw buiten. Niet alleen vanwege het weer, maar ook vanwege de smog die overal hangt. Er was gisteren alweer code oranje afgekondigd, dus rondom de stad mocht niemand auto rijden de komende 48 uur. Het was daardoor wel erg stil op de straten beneden, maar het raam kon nog steeds niet open. Er was toch te weinig zuurstof in de lucht, eigenlijk was de lucht puur vergif. Beneden op het asfalt ziet ze hele kleine mensen lopen, met mondkapjes voor, alsof dat iets helpt. Ze kijkt naar de flats om haar heen. Allemaal ramen, met allemaal verschillende kamers erachter. Maar zelfs met al die spullen, televisies, lampen, gordijnen en planten gaat de grauwheid nooit weg. Die blokken zijn gewoon te groot en te grijs. Ze ziet aan de overkant, in de flat tegenover de hare, een man voor het raam staan, met een zonnebril op. Saskia vindt het maar raar. De zon zal heus wel ergens schijnen, maar door de dikke smoglaag komt de zon tegenwoordig niet eens tussen de flats. Er is vooral schaduw van de flats zelf. Er is ook geen bankje of gras om even te gaan zitten als er al licht tussen de gebouwen zou vallen. Alleen maar stenen. Saskia kijkt naar de enorme betonblokken om haar heen. In al die blokken wonen mensen, duizenden mensen. De blokken lijken allemaal op elkaar en hebben allemaal dezelfde grijze kleur. "Grijze woonblokken, grijze lucht, grijze mensen..." denkt Saskia en de voordeurbel gaat.
Ze maakt de deur open en ziet de twee streng kijkende meneren in pakken staan. De één heeft een koffertje in zijn handen en de ander een grote envelop. "Mevrouw Vrijmoet?". Verder zeggen ze nog niets. Saskia houdt er niet van als mensen veel stilte maken en vraagt; "Waarover wilt u met mij praten?". De meneer met de envelop kucht een keer en begint;"Er zijn klachten over u binnengekomen, over het beschadigen van het gebouw. De klachten komen van uw buren en van de woningstichting.". Saskia denkt na. Beschadiging van het gebouw? Heeft ze per ongeluk een te groot gat geboord in de badkamermuur toen ze het handdoekrekje ophing? Maar dat was toch al een jaar geleden? Ze had recent toch helemaal niets gesloopt, iets gedaan waarvoor ze iets had moeten breken, schroeven, zagen of timmeren. Bovendien was Saskia altijd erg braaf, een eigenschap die ze eigenlijk een beetje vervelend vond van zichzelf. Maar ze zou daardoor nooit iets verbouwen in de flat zonder toestemming van de woningstichting, want dat stond zo in het huurcontract. Saskia zegt dus ook even niets, want ze begrijpt echt niet waar dit over gaat en wacht rustig met de klink van de deur in haar hand af tot de meneren uitleggen wat ze bedoelen. De meneren krijgen na een hele lange minuut zwijgen in de gaten dat ze meer uitleg moeten geven. De meneer met de envelop geeft deze aan Saskia en zegt; '" Mevrouw Vrijmoet, hierin zit een dwangbevel, waarin u wordt gesommeerd om de flat weer in zijn oorspronkelijke staat terug te brengen. Indien u hieraan geen gevolg geeft zien wij ons genoodzaakt om namens de woningstichting en de buren juridische stappen tegen u te ondernemen!Dit kan uiteindelijk resulteren in uitzetting!".
Saskia neemt de envelop enigszins verbouwereerd aan en vraagt; "Maar wat heb ik dan beschadigd?". "De woning van uw bovenburen en de beeldkwaliteit van dit gebouw, mevrouw Vrijmoet!" is het antwoord. "Maar ik ken mijn bovenburen helemaal niet en ben nog nooit bij hun binnen geweest! Hoe kan ik nu iets beschadigen aan de woning van mijn bovenburen als ik daar nooit binnen ben geweest?". De meneren kijken elkaar aan en de man met het koffertje zegt; "U heeft de buitenkant van hun woning beschadigd en daar zijn ze niet blij mee!". Saskia scheurt de envelop open, leest de brief oppervlakkig door en vraagt; "Hoe kan ik een woning op de zesentwigste verdieping aan de buitenkant beschadigen? Ik kan niet eens zo ver gooien met iets!". De meneer met het koffertje zegt;"We willen graag even de rest van de woning inspecteren". Saskia doet een stap naar achteren en zegt "Kom binnen". Recht tegenover haar is ook een voordeur en ze ziet in een flits dat er een oog voor het kijkgaatje verschijnt en verdwijnt. Dat oog is het enige dat Saskia ooit heeft gezien van haar overbuurvrouw. Saskia denkt tenminste dat het een mevrouw is, omdat ze haar wel eens heeft horen telefoneren toen ze haar sleutel zocht in haar tas...De andere meneer zegt ;"Zullen we dan meteen samen even op uw balkon kijken, dan ziet u meteen welk deel van de bovenwoning u beschadigd heeft!". En opeens weet Saskia waarom de meneren voor haar deur staan. Omdat ze een paar dagen geleden had bedacht dat ze toch een keer een blauwe lucht wilde zien, maar in plaats daarvan tegen de saaie grijze onderkant van het balkon van haar bovenburen aan moest kijken.

De meneren vegen hun voeten op de mat en lopen langs haar naar binnen. Ze blijven meteen weer staan. Want de hal waar ze binnen stappen is een enorme zuilengalerij, met een strand erachter, met het witste zand dat je ooit gezien hebt. Er staan een paar oude olijvenbomen en de branding is zo ver weg dat je het niet eens kunt horen. De volgende ruimte waar ze binnen lopen is een regenwoud, met felgekleurde bloemen op boomstronken en daar tussen de enorme bomen en lianen allemaal boekenkasten. Boven de tafel tegen de muur hangen een paar vleermuizen te wachten tot de zon ondergaat. In de lucht vliegen papegaaien met hele lange staarten en paradijsvogels zitten in de toppen van de bomen. In de hoek achter de televisie is het donkergroen en er kijken een paar gele lichtgevende ogen nieuwsgierig de kamer in. Naast de deur naar de keuken staat een koe, en in de keuken zie je gras zover als je kunt kijken, met in de verte aan de horizon een oude windmolen, met een waslijn ernaast, met wapperende witte lakens in de wind. Daarachter, naast de koelkast, loopt een lange dijk met grazende schapen erop.  De meneer met het koffertje loopt achteruit en struikelt over een pantoffel van Saskia, die voor haar slaapkamerdeur ligt. Hij draait zich om en kijkt de slaapkamer in en ziet een lange groene laan met ruisende populieren naast een zandpad voor zich uitestrekt. Tenminste, hij denkt te horen dat de populieren ruisen of verbeeld hij zich dat nu?  Zijn collega staat ondertussen bij de balkondeur en ziet ganzen naar het Noorden trekken. Dat is lang geleden, dat hij ganzen naar het Noorden kon zien trekken...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten